De leider mag (niet) altijd nog veranderen.
U kent dat wel:
Links van de leider speelt ¨ Boer, de leider zegt "doe maar klein" tegen de dummy. Rechts speelt ook klein en de leider legt de 9. Nu schrikt de leider "wakker" want hij dacht dat hij hoog in de dummy had gelegd. Hij meldt: "O, ik vergis me" en wil de heer leggen. De tegenpartij is het hier niet mee eens en stelt "liggen is liggen". En dan meldt de leider doodleuk dat hij leider is en "de leider mag altijd corrigeren".
De tegenspeler die hierop een arbiter roept heeft het bij het juiste eind. De kreet dat de leider van alles mag wat een ander niet mag wordt al jaren niet meer gedekt door de spelregels en is dus ABSOLUUT ONJUIST. Als de leider een kaart speelt, geldt deze als gespeeld en mag niet veranderd worden, tenzij de leider zich bewust wordt van een verzaking (want dat gaat voor), maar veranderen bij een mogelijke verzaking kan ook bij een tegenspeler voorkomen, dus op dat front heeft de leider geen extra rechten. Laat u dus niet in de maling nemen!
De dummy speelt pas een kaart als de leider deze noemt of aanraakt. Ook hier zijn vaak misverstanden over.
Stel links van de leider speelt ¨ B en de leider zegt "doe maar klein". Dan geldt de kleinste ruiten als gespeeld. Vaak hoor je daar achteraan "o, sorry, ik bedoel het aas". De tegenpartij die hiertegen protesteert, krijgt dan weer het verhaal te horen dat de leider mag corrigeren. Dat is dus NIET WAAR. Zelfs als de kaart niet volledig is genoemd, maar de intentie is duidelijk, dan mag de kaart niet meer terug.
De volgende situatie was onderdeel van het praktijkexamen Wedstrijdleider:
De leider speelt een kleine ª naar de dummy. In de dummy liggen ª A, V en 9. Tegelijkertijd met dat de linker speler bijspeelt, zegt de leider "schoppen vr" en nu ziet de leider dat links de heer wordt gelegd en maakt zijn zin af met "aas". Als je de zin aan elkaar plakt, zegt de leider dus "schoppen vr..aas". De intentie was de vrouw te spelen en dat werd ook genoemd. De leider mag zich er zelfs niet op beroepen, dat de vraas niet bestaat en hij dus een incorrecte aanduiding deed. De aanduiding "vr" was voldoende om de vrouw te laten spelen. De vrouw moet dus onder de heer worden gelegd.
Leiders die zich erop beroepen dat ze dingen mogen doen die een ander niet mag, leven nog met spelregels uit 1967, praten anderen na zonder te weten hoe het zit, of nemen u in de maling.
De juiste wijze om hierop te reageren is even de arbiter te vragen of het wel klopt. Uw arbiter weet de zaak dan wel in het reine te brengen.